Een Friese boerenjongen die de Paus er toe brengt hem postuum heilig te verklaren op 15 mei 2022. Een knappe prestatie. De schrijver Inigo Bocken neemt vijf jaar de tijd om de ‘intellectuele biografie’ van Titus op te stellen getiteld ‘Denker voor Gods aangezicht’ uitgegeven 2024 door TB Instituut geïnitieerd als geschenk aan de 100 jarige Radboud Universiteit.
Dr. I.M.K. Bocken (Inigo)
De filosofie ten grondslag aan onze huidige cultuur is gecorrumpeerd door het verlies van beleving van het Godsbesef die in de verlichting mechanistisch, monistisch, humanistisch en later nationaal socialistisch is geworden is de boodschap van Brandsma. Dankzij overtuigende innerlijke ervaringen met mystieke praktijken is hij bereid met inzet van eigen leven dwalingen recht te zetten en het zielenheil te herstellen in het hiernamaals en het hedendaagse.
Titus werd geboren op een nog bestaande boerderij te Ugoklooster op drooggevallen land van de vroegere Middelzee die eerst via de Marne en later door de Zwette en Lauwers met de zee in verbinding stond. Met natuurlijke slenken en geulen ontstonden er rond 1200 afzettingswallen waar Bolsward zich zou vestigen. Bij afgaand water was er zo weinig stroming dat ook de kleinste slibdeeltjes sedimenteerden en klei afzetten bekend als knip. Deze was zeer vruchtbaar met een optimaal microbioom en bodemleven voor gevarieerd kruidengrasland. Dit bloeide zo uitbundig dat het naburige ‘Oldeclooster’ ‘Bloemkamp – Floridus Campus’ werd genoemd. (Gesticht door Claerkamp, Rinsumageest.) Voor akkerbouw te kleverig maar voor veeteelt uitermate geschikt. De omgeving stond bekend als pijler van het Friesch Rundvee Stamboek van die tijd met de gebroeders Knol van Hartwerd waar Ugoklooster onder viel
.
Jacob met het boek van Dr. I. Bocken daaronder de geboorte plaats van Titus: Ugoklooster 2
Geboren 23 februari 1881 was een tijd dat koeien nog met de hand werden gemolken. De melk werd in langwerpig vierkantige schalen in de kelders bewaard om te romen. Met een sleef werd de room geoogst en gekarnd tot boter. De boter en room bevatte de meest essentiële voedingswaarde. De
“Contact” ondermelk werd aan de kalveren gevoerd. Een arbeidsintensief proces en de moeder Tsjitsje werkte vaak tegen overspannenheid aan om alles gedaan te krijgen. Plaats voor emoties en openlijke genegenheid was er niet; dat soort persoonlijke kwesties diende men door gebed en godsdienstige overpeinzing te gerieven. Spelletjes doen bestond uit meehelpen en contact met de dieren. Maar Titus had wel een stille plek in het hooi waar hij zich kon terugtrekken en in eenzaamheid deed hij spontaan contemplatieve oefeningen. In het alleen zijn ontdekte hij de mystieke stilte wat lichamelijke en rationele (gedachten) activiteit tot rust brengt om enkel nog het zelf te beleven. Waar dit opgaat in het groter geheel kwam er een gevoel van grote harmonie die de jongen doorgloeide met een verheffende trance toestand die overtuigende Kosmische verlichting bracht. Wonderlijke belevingen deel uit te maken van de Kosmos zeker met het besef ook nog mens te zijn in een verder warme, sociale en religieuze omgeving want gelovig waren zijn moeder Tsjitsje Postma en vader Titus allebei.
Over zijn innerlijke belevingen praatte Titus verder niet. Het zou hem weinig gehoor geven maar hij had wel een soort extra zintuig dat hij alles in het ‘licht’ zag. Onderwijzers en leerkrachten had hij gelijk door en het maakte hem een uitstekende leerling. Ongetwijfeld gestimuleerd door zijn ouders had Titus een innerlijk motief ‘om God te helpen’ en hij had er geen probleem mee om als 11-jarige op de trein te stappen, er lag nog een heel netwerk aan spoor, via Sneek, Joure richting Sint-Antoniusgymnasium in Megen bij een stel dames in de kost. (De ‘Sik’ locomotief bij Station Sneek herinnert aan het voormalig spoor.)
De Katholieke omgeving voelde warm aan met als hoogte punt ‘s ochtends in de regel een eucharistie die uitermate serieus werd genomen. (Van pedofiele toestanden had hij nooit wat gemerkt.) Het resultaat was een priesterwijding en op 24-jarige leeftijd voerde Titus zijn eerste mis op in de Martinus parochie aan de Dijlakker te Bolsward. Het gebouw staat er nog maar de parochie is later gefuseerd.
Voormalig kerkgebouw waar Titus zijn eerste eucharistie opvoerde Brandsma was nogal eigenzinnig en had zijn eigen mening over allerlei filosofische en theologische vragen wat weerstanden en zelfs conflict opriep. Zijn promotie tot lector werd daarom aanvankelijk verhinderd hoewel er toe genomineerd. Desalniettemin kon de 25-jarige Titus naar Rome om te studeren in een driejarig curriculum geschiedenis van de wijsbegeerte, sociologie, hogere fysica, e.d. aan de Pauselijke universiteit Gregorianum. Hij kon zijn intrek nemen het pas voltooide studiehuis van de Karmel, het Collegio San’Alberto. Hij vond hier zijn gelijken intellectueel en spiritueel en was hij niet ‘automatisch’ meer de beste van de klas.
Brandsma doorloopt in zijn studie vier tijdperken waar het ‘denken’ zich ontwikkeld.
Bonifatius bracht eerst het dialectische denken waarmee je God kon beredeneren. Karel de Grote stimuleert belangrijke scholen zoals die van Maastricht en Luik. Wat zijn de mogelijkheden van de rede om God te kennen? De tweede fase stond onder Franse invloed met Bernardus van Clairvaux e.d. De focus op innerlijke ervaring hoeft de wijsbegeerte niet in de weg te staan. Het derde tijdperk was die van Duitse invloed met een fase van intellectualisme met Meester Eckart (omstr. 1300) met veel invloed. De schepping was uit zichzelf impliciet noodzakelijk zoals die was met bijbehorende eigenschappen; zonder ‘externe’ schepper. De vierde fase van de filosofie van de Moderne Devotie van Dionysis de Kartuizer (1402-1471) ziet Brandsma als een hoogtepunt. Het wordt een beweging van leken en burgers. Deze is radicaal maar brengt een harmonische relatie tussen contemplatie en actie. Het optreden van D. de Kartuizer zou boven Aristoteles en Plato uitstijgen. Het was het hoogtepunt van de lange zoektocht van de Nederlandse wijsbegeerte vond Brandsma. Het was een baanbrekende studie geweest… met een synthese die nog niemand had overzien. Een unieke prestatie vond men. Brandsma heeft oog voor hoe de theorie zich in de praktijk ontvouwt.
Na de vijftiende eeuw gaan de polen van de Nederlandse wijsbegeerte uit elkaar. Met de opkomst van Immanuel Kant, Spinoza en Rene Descartes wordt gezocht naar een verklaring van de werkelijkheid die zich afspeelt in ruimte, materie en waarneming door geest. Brandsma maakt er bezwaar tegen dat deze filosofie de gehele werkelijkheid kan verklaren. Toch zouden Newton en Kant’s gedachtengoed overwinnen, uitmondend in de relativiteitstheorie van Einstein. Beweging geeft veranderlijkheid maar is niet het wezen van de dingen waarschuwt Brandsma. Desondanks zou materialistische psychologie zich steeds verder doorzetten. In de jaren 30 kwam er een scheiding tussen filosofie en theologie die het Godsdenken verdrong. Ons verlangen te weten brengt een spanning van tegenstellingen met zich mee die onoverbrugbaar lijken. Wijsgerige kennis moet allereerst in ‘u zelve’ worden ontwikkelt. Die leidt tot het beleven van de onbaatzuchtige liefde uit een overweldigende goddelijke harmonie. De mens wil helpen de natuur te vervolmaken en daarmee in de wijsheid van God dienstbaar zijn. Tegenpolen kunnen wij zien als een dynamiek van groei en ontwikkeling culminerend in het godsbegrip als een begrip van het diepst van ons zijn. In de wijsbegeerte van Brandsma vormt de beleving van het godsbegrip de sluitsteen van het gewelf. De bron bevindt zich in de beoefening van de mystieke stilte enzovoort zoals omschreven door van Ruusbroeck en Teresa van Avila.
Jacob bij de Brandsma kerk in Nijmegen daaronder een houtreliëf van Titus door een medegevangene
De cartesiaanse en kantiaanse filosofie breekt hiermee en zou uiteindelijk aanleiding geven tot het relativisme, materialisme, humanisme en nationaalsocialisme. Filosofie zonder God in ogenschouw te willen nemen. Reductionistisch en intellectueel koud.
Het grote probleem in de jaren dertig was …als een besmettelijke ziekte voortwoekerende Godsontering en Godsontkenning. De diepgaande crisis in de samenleving is ervan het gevolg vond Titus. Het baande een weg voor ideologieën die konden parasiteren op de neergang. Miljoenen voeren een strijd vol hartstocht en haat om God uit de samenleving te bannen.
De crisis kan alleen worden begrepen en opgelost door studie en beleving van het godsbegrip zegt Titus. Realistisch was hij wel dat wij moeten beseffen kind van onze tijd te zijn. Daarom moet het Godsbegrip zich aanpassen aan de heersende cultuur.
De geschiedsopvatting van Hegel is reformatorisch en breekt met de levende godsrelatie en de werkelijkheid maar de rede kan dit proces niet doorgronden zegt Brandsma. Hij verwijst naar Bernardus van Clairvaux en P. van Amiens die God als verlichting en bezieling zien. De volmaaktheid van de natuur is uitdrukkelijk aanwezig en de geheime werking der geneeskracht is het herstel van de zwakke godsbeleving. Zo kan de mens leven in harmonie, met wereld en samenleving.
Fascistisch corporatisten en socialisten zoals in Italië (Mussolini), Oostenrijk en Spanje wilde Brandsma in zijn lezing (1932) niet direct bestrijden. Hij zocht naar onderliggende spanningen en denkrichtingen die te wijten waren aan een gebrek aan godsbesef. Wel hield hij zich bezig met de sociale kwestie en hoe de kerk zich tot de moderne liberale staat verhoudt; hij was gevoelig voor de situatie van de arbeiders in de industriële samenleving. Hij publiceerde hier ook over.
Schrijver Bocken maakt in zijn werk van 635 pagina’s op dat het nationaalsocialisme van de Nazi’s volgens Brandsma was gebaseerd op afwijkende filosofieën in het verlichtingstijdperk. In publicaties, redes en collegedictaten gaf hij toe dat katholieke vernieuwingsdenkers zich lieten verleiden door monistische, naturalistische ideologieën, communisme, fascisme en nationaalsocialisme wat de reputatie van het katholiek denken niet ten goede kwam. Hij was dus ook kritisch op zijn eigen organisatie.
Maar dat uiteindelijk de NSB de katholieke pers zou gebruiken voor hun propaganda moest absoluut worden verhinderd. Hij zette zich in met leven en welzijn en voegde de daad bij het woord. Dat paste in zijn doorleefde filosofie. Zijn innerlijke overtuigende belevingen hadden hem sterk genoeg gemaakt dat hij dat ‘beetje’ leed wel aan kon wat in verhouding maar beperkt was met wat hij van binnenuit aan hoogtepunten beleefde.
Door Jacob Brandsma